In gesprek met Henri Kiers, Directeur Instituut voor Bewegingsstudies, Hogeschool Utrecht
Leadership Talents deelt graag de ervaringen en inzichten van haar klanten. Dit keer gingen we in gesprek met Henri Kiers, Directeur Instituut voor Bewegingsstudies, Hogeschool Utrecht.
Wat is op dit moment binnen het IBS de grootste uitdaging voor jou als directeur?
Het borgen van cohesie en binding. In de eerste weken waren we vooral bezig met het oplossen van praktische problemen met betrekking tot het afstandsleren. Dat is wel gelukt. Maar nu maak ik me juist zorgen over hoe we met elkaar een vorm van saamhorigheid in stand houden. Ik merk dat tijdens bijvoorbeeld medewerkersbijeenkomsten lang niet iedereen er is, waar zijn ze dan? Hoe houden we elkaar in de gaten of het goed gaat met iedereen? Dat vind ik echt een flinke uitdaging momenteel.
Wat doe je hieraan binnen het IBS?
Ik organiseer de gezamenlijke bijeenkomsten online, dat wordt gewaardeerd krijg ik terug. Echter niet iedereen is aanwezig, dat vind ik wel opvallend. Ik bel ook meer 1-op-1 met collega’s. Dat kost veel tijd want je weet nooit hoe lang dat soort momenten gaan duren. Ik zie die momenten als een soort korte ontmoeting bij het koffieapparaat zoals voorheen waarmee ik contact probeer te houden. Het lukt me echter niet om dat met iedereen te doen. En dat accepteer ik dan ook. Ik blijf me er wel druk om maken maar niet in negatieve zin, we doen wat we kunnen.
Daarnaast heb ik inmiddels een groep goede mensen om me heen die ook veel contact hebben met collega’s binnen de organisatie. Ik kan echt op hen bouwen en dat vind ik erg fijn want via hen hoor ik waar wat gebeurt buiten mijn blikveld.
Waar kun je je druk over maken?
Ik kan me persoonlijk druk maken over hoe we omgaan met oude processen in deze nieuwe tijd. Binnen de Hogeschool spelen veel processen die nog gebaseerd zijn op het werken van voor de crisis. Op zich logisch want dat is niet zo snel aan te passen natuurlijk. Maar om de nieuwe situatie daar dan toch in te persen vind ik lastig. Denk bijvoorbeeld aan het nu moeten aanleveren van roosters voor komend jaar terwijl we nog niet weten hoeveel ruimte we krijgen.
Van welke ontwikkeling binnen jouw werkzaamheden word jij momenteel het meest enthousiast?
Ik word erg enthousiast van de nieuwe collega’s op sleutelposities binnen het IBS. Als ik zie hoe ze dat oppakken, juist in deze tijd van werken op afstand, kan ik daar erg blij van worden.
Ook prettig is dat de hectiek van de eerste weken ‘coronatijd’ nu langzaam iets afneemt. Daardoor kom ik nu ook weer toe aan diepgaandere inhoudelijke zaken die bleven liggen. Ik kan mezelf weer wat meer scholen op onderwerpen en duik af en toe weer het onderzoek in, dat is erg prettig om te kunnen doen.
Waar haal jij jouw inspiratie vandaan?
Vooral uit contacten met nieuwe mensen en het participeren in of opstarten van nieuwe projecten. Dat gaat gelukkig gewoon door, zeker nu langzaam de rust weer wat terugkeert voor iedereen. Ook is daar meer tijd voor omdat veel bijeenkomsten die normaal gesproken plaatsvonden nu niet doorgaan. Denk aan bijeenkomsten die een wat algemeen karakter hadden, zoals bijpraatsessies of kennismakingsgesprekken. Die kostten toch veel tijd voorheen en worden nu online efficiënter ingericht tot dat wat echt noodzakelijk is.
Zie jij opleidingen/richtingen met weinig of geen door de crisis veroorzaakte studieachterstanden, welke succesfactoren herken je daar?
Dat zijn toch vooral de opleidingen waar praktijkonderwijs een belangrijk onderdeel in het curriculum is. Het is iets dat we moeten accepteren. We kunnen het nu simpelweg niet fysiek organiseren. Na de versoepelingen mogelijk weer mondjesmaat, dat gaan we zien.
Maar het geldt ook breder, bijvoorbeeld kennistoetsing met 100 man in een toetsruimte gaat nu ook niet. Het stimuleert ons tot creatief nadenken over andere manieren van toetsing. Wat dat betreft moeten we veel meer naar formatief toetsen gaan en naar een toetsvorm die past bij de professional in de 21e eeuw. Natuurlijk moet hij kennis bezitten maar hij moet vooral ook heel vaardig zijn om met die kennis om te gaan, het snel te kunnen vinden in wisselende contexten. Google is niet langer spieken, google is ons externe geheugen. In de praktijk en dus zou dat ook zo op de opleiding moeten zijn.
Een van de belangrijke processen tijdens een opleiding is identificatie. Zijn docenten op afstand nog wel te adopteren voor jongeren als rolmodel?
Ik denk dat dat nu nog geen probleem is. Als de situatie langer gaat duren, zoals het er nu naar uitziet, wordt dat mogelijk wel een ding. De laagdrempeligheid van het directe contact is steeds langer weg. Even je docent spreken op de gang of in een leslokaal is er niet meer bij. Dat kan online natuurlijk maar ik denk dat het échte gesprek in fysieke aanwezigheid van elkaar van onschatbare waarde is. Non-verbale communicatie, lichaamstaal, het zijn aspecten die de connectie met elkaar verstevigen. Dat zie ik bijvoorbeeld terug tijdens het online lesgeven. Docenten kunnen het lastig vinden als studenten hun camera uitzetten. Zijn ze er dan nog wel? Wat doen ze? Docenten zoeken dan blijkbaar contact en reactie. Terwijl ze in een fysieke lessituatie graag willen dat studenten juist stil zijn! Dat bewijst de kracht van de non-verbaliteit, het gevoel bij de docent dat hij altijd kan zien of studenten bij de les zijn.
Wanneer ga je op een werkdag met meer energie naar huis dan dat je kwam?
Als ik iets gemaakt of geregeld heb. Dat kan het opschonen van mijn mailbox zijn, het schrijven van een artikel of als ik tijd heb gehad om de inhoud in te duiken en iets te leren. Om die reden vind ik de sociale binding in deze tijd ook zo’n uitdaging, want is zo’n digitaal contact wel genoeg om de ander echt te begrijpen? Een gesprek moet volgens mij iets opleveren. Dat product kan een oplossing zijn voor een probleem, maar het kan ook het verstevigen van onderling begrip en vertrouwen zijn, of juist het in de gaten krijgen dat er een probleem speelt bij de ander. Het risico bestaat dat we digitaal oppervlakkig een gesprek afhandelen maar de kern minder snel raken. Daarmee maak ik niets af, de tijdsinvestering levert niets op meer dan een vinkje op een lijstje. “Ieder deed zijn plas, en alles bleef zoals het was!” vind ik een mooie uitspraak. Ik probeer dan ook echt momenten te organiseren voor collega’s die ertoe doen, en waar je energie van krijgt.
Hoe gaat het ‘nieuwe werken’ er straks uit zien volgens jou?
We gaan veel meer online doen, en we gaan anders toetsen. Ik zie eigenlijk 3 fases aankomen.
In de eerste fase gaan we vooral veel oplossen van wat nu niet kan zoals bijvoorbeeld het praktijkonderwijs vormgeven. Dat doen we tot aan de zomer afhankelijk van de versoepelingen.
In fase II kijken we vooruit naar het nieuwe schooljaar. We moeten anticiperen op een mogelijke 2e golf besmettingen en bijpassende nieuwe maatregelen. Hoe gaan we reizen naar onze gebouwen wetende dat het OV ontoereikend zal zijn? Moeten we bijvoorbeeld op zaterdag en zondag ook opengaan om iedereen te kunnen ontvangen?
In fase III kijken we naar de langere termijn waarin we radicale veranderingen moeten gaan doorvoeren. Gaan we los van de opleiding toetsen organiseren? Gaan we virtual reality toepassen bijvoorbeeld? Gaan we veel meer werken met MOOCS (Massive Online Open Courses)? En gaan we écht online leren inrichten waarbij studenten zich continu in een online omgeving bevinden waar geleerd en getoetst wordt?
De rol van de docent zal hierdoor fors veranderen, hij gaat van lesgever naar lesontwerper. De goede docent van de nabije toekomst ontwerpt een rijke leeromgeving waarin de student zich langs allerlei wegen kan ontwikkelen. Hij geeft veel minder les. Dat is geen doemscenario maar iets heel moois. De innovatieslag die sowieso op stapel stond wordt nu onder druk in een veel hoger tempo gemaakt. Als we dat goed doen levert dat veel minder ‘leraar staat voor de klas’ momenten op, en veel meer ontmoetingen met de student als persoon. Hij heeft immers de docent alleen nog nodig als wegwijzer in de leerstof (ontwerper) en als sparringpartner. Dat zal in korte tijd een serieuze verbetering van het onderwijs opleveren.
Kijkend naar de nabije toekomst, wat zou jouw meest relevante advies zijn richting collega’s binnen het HBO?
Tegenwoordig heeft iedereen het veel over gezondheid in deze fase. Ik denk veel meer aan geluk. Onze studenten studeren af als fysiotherapeut of oefentherapeut. Therapeut wordt je om mensen te helpen weer te kunnen lopen of fietsen, maar met als uiteindelijke doel om gelukkiger te worden. Geluk is daarom belangrijker dan gezondheid.
Deze periode van ‘afstand’ doet me dat nog meer beseffen dan voorheen. Zorg dat je kunt relativeren. De corona crisis geeft persoonlijk leed, in sommige gevallen zelfs heel veel. Daarbij vergeleken is de huidige situatie in het onderwijs vooral een technisch probleem. Ja, sommige dingen kunnen nou eenmaal niet. Maar hoe erg is dat vanuit een groter perspectief? Relativeer en realiseer dat er oplossingen komen en nieuwe werkwijzen die weer veel zullen goedmaken. Daarmee wil ik de uitdagingen in deze tijd absoluut niet onderschatten maar wel benadrukken dat we vooral kijken naar wat nu écht belangrijk is. Luister naar elkaar, help elkaar, mopper samen, maar zie ook die mooie boom aan de kant van de weg. Uiteindelijk helpt dat ons verder denk ik.
Alle interviews met onze klanten