Trends in onderwijsland
“De regie meer bij studenten leggen, flexibiliseren en meer met leeruitkomsten werken.” Dat is dé trend in het hele beroepsonderwijs, vertelt Interim Manager Coen Van der Linden.
“Het werken met leeruitkomsten is een belangrijke ontwikkeling in met name het hoger onderwijs, maar ook in het mbo. De onderwijsinstelling verandert van een instituut waar je dingen leert, in een instituut waar we toetsen afnemen. In zo’n toetst bewijst de student dat hij de gewenste leeruitkomsten beheerst. Dit is omgekeerd aan het traditionele onderwijs. Voorheen bood je bepaalde lesstof aan en toetste je dat achteraf. Nu bepaal je het eindniveau, welke leeruitkomsten moet de student hebben, welke beroepsproducten en beroepshandelingen moet hij tonen en daarmee bewijst de student een deel van zijn kunnen als (aankomend) professional. Hoe hij dat bewijst, is flexibel. Dat kan zijn door geplande en georganiseerde toetsen af te leggen, maar ook door het in de praktijk te bewijzen. Als de meeste studenten een bepaalde uitkomst op een bepaalde manier willen aantonen, dan past daar een bepaalde manier van onderwijs bij. Dat kan zijn door het onderwijs aan te bieden, klassikaal, individueel of online, of dat de student de kennis zelf opdoet in de praktijk of anderszins.
Kun je een concreet voorbeeld geven van deze vorm van onderwijs?
“Stel, iemand doet een opleiding tot loodgieter, maar hij werkt al in de praktijk. Dan kan diegene met een opdracht aantonen dat hij voldoet aan de leeruitkomsten. Of een student combineert bepaalde leeruitkomsten en maakt daar één groter werkstuk voor. De basis is: de student wil bepaalde leeruitkomsten aantonen en vraagt daarvoor in meer of mindere mate begeleiding en onderricht. Om even terug te komen op de loodgieter: als je 200 loodgieters wil opleiden, dan volgt in de huidige situatie 100% van de studenten hetzelfde programma en ze doen allemaal dezelfde toetsen. In de nieuwe situatie zal 80% dat wellicht nog steeds doen, maar daarnaast ontstaat steeds meer de behoefte om het onderwijs anders in te richten, omdat de startsituatie en de ontwikkeling van iedere student verschillend is.
We zien veel leeftijdsverschil ontstaan bij de instroom van studenten. Het zijn niet meer standaard 17-jarigen, maar ook mensen die eerst hebben gewerkt of mensen die door omstandigheden sneller of trager door de opleiding heen willen. Het idee is dat je meer de regie neerlegt bij de studenten en dat ze, in samenspraak met de opleiding, op een andere manier aan die leeruitkomsten kunnen komen. Daarbij kunnen ze de faciliteiten van school gebruiken, zowel digitaal als fysiek, maar dat hoeft niet. De school bepaalt nog steeds wat er getoetst wordt, maar de student heeft invloed op hoe hij dat niveau bereikt en hoe het getoetst wordt.”
Wat is het grote voordeel van deze manier van lesgeven?
“Het voordeel is dat je veel meer professionals opleidt die aansluiten bij de markt. Het duurt 4 tot 7 jaar om een opleiding helemaal opnieuw in te richten, dit is een flexibele vorm om snel op te leiden voor nieuwe beroepen. Op deze manier kunnen bestaande opleidingen aangepast worden, zodat uiteindelijk nieuwe opleidingen ontstaan die aansluiten bij de behoefte van het werkveld. Kijk bijvoorbeeld weer naar die loodgieter, die giet al lang geen lood meer. Een loodgieter doet nu totaal andere dingen dan toen het vak ontstond. Beroepen ontwikkelen zich. Als opleidingen met flexibilisering en leeruitkomsten aan de slag gaan en we meer regie bij de student leggen, kun je makkelijker anticiperen op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt.”
Wat zijn de beren op de weg?
“In het voortgezet onderwijs wordt steeds vaker met niveaudifferentiatie gewerkt. Een leerling doet bijvoorbeeld bepaalde vakken op havoniveau en andere vakken op vwo-niveau. Dit zou tot diplomadifferentiatie kunnen gaan leiden, doordat mensen hun eigen keuzes maken en accenten aanbrengen in hun opleiding, meer maatwerk voor de individuele leerling. Wat een uitdaging wordt, is de toelating tot het hbo daarna. Nu kun je ervan uitgaan dat iemand die van de havo komt bepaalde kennis en kunde heeft, dat is straks niet meer vanzelfsprekend. Je laat dus mensen toe met variatie op bijvoorbeeld rekenniveau of beheersing van een taal zoals Nederlands of Engels. Dat noopt ook tot maatwerk binnen de beroepsopleidingen na het voortgezet onderwijs.”
Wanneer gaat dit allemaal spelen?
“Deze trend is al volop in beweging. Een deel van het voortgezet onderwijs werkt al met leerdifferentiatie en steeds meer hoger onderwijsinstellingen werken met leeruitkomsten of zitten midden in deze transitie. Dit is wel een proces van jaren. Ook voor de docent werkt het totaal anders. Het betekent minder in controle (kunnen) zijn, meer loslaten, meer naar het individu richten. Standaardisering is niet meer de norm, maar de behoefte en wens van de student is richtinggevend. Dat vergt een heel ander soort didactiek en dynamiek in de onderwijsorganisatie.”
Overzicht nieuws